De vroegere tijd, Lutjegast

Datum: 25 april 2014

Aflevering 1, augustus 2014.

Het vervoer in onze streken ging vroeger bijna uitsluitend over water. In het waterrijke gebied ten noorden van het zandmassief van de provincie Drenthe, was dit niet anders.
In de verschillende ijstijden Is er een grote massa zand door de immense gletsjers vanuit Scandinavi compleet met enorme morenen (grote stukken rots) tot in Gelderland neergelegd. In Drenthe vinden we hunebedden, dit zijn graven opgebouwd uit de morenen. Deze stukken rots waren lang onderweg, schuurden overal onder- en bovenlangs en werden daardoor afgerond. Zo waren ze bruikbaar om hunebedden van te bouwen.
In de daaropvolgende ijstijd(en) werden ook zandruggen neergelegd op de volgende plaatsen:
a. Ureterp, Marum, Leek, welke aansloot op het Drentse zandgebied.
b. Van Opende naar Niekerk.
c. Van Stroobos naar Niekerk, waarna b en c als n zandrug verder liep.

Het gebied ten noorden van Visvliet - Grijpskerk was zeer waterrijk, eigenlijk nog zee. Telkens wanneer er genoeg zeeklei was aangeslibd, werd er een nieuwe zeedijk aangelegd en werd een nieuwe zijl = afwateringssluis gebouwd met het daarbij behorende aan-/afvoer kanaal.
Daarom lopen de zeedijken ongeveer oost-west, en de verbindingsdijken noord-zuid.
Visvliet lag nog net aan zee, maar Lutjegast net niet, wel bijna, daarom was de bevolking van hier niet alleen op de landbouw gericht, maar ook op de zeevaart. In ons land was de zeevaart in het begin volledig gericht op de Oostzeelanden, Denemarken, Noorwegen en Zweden; en Noord Duitsland tot in Rusland toe.
Pas later is vanuit Amsterdam de zeevaart ontwikkeld richting het Verre Oosten en de tropen, en werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht (1602).
De oudste bewoners vestigden zich aan het water op droge gebieden. De dichtstbijzijnde plek was de strook van Stroobos naar Niekerk. Een vrij kleine zandrug. Ons dorp kreeg daarom de naam Lutkegast en kwam reeds voor in 1459.
[De schoolmeester pseudoniem voor de Nederlandse dichter Gerrit van der Linde - schreef in 1828 over Lutjegast als Minorgast, wat jonge gast betekent (gast is een strook zand) en concludeerde dat Grootegast als Majorgast, wat oude gast betekent, ouder was dan Lutjegast. Minor en Major zijn geleerde Latijnse woorden, gebruikt in de 17 en 18e eeuw en zijn ook pas later ontstaan. De gewone bevolking heeft die woorden nooit gebruikt. Hij vergiste zich dus.]
De naam Grootegast is ontstaan, omdat het op een grotere zandrug lag dan Lutjegast (Kleinegast) en komt pas voor in 1551, bijna honderd jaar later dan de naam Lutjegast.

Dit om het misverstand dat Grootegast ouder en belangrijker is dan Lutjegast op te heffen.

Door Jan C. Lohmeijer